e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoopje turf schrankje: sxrɛŋkskǝ (Nederweert) De grootte van een kleine hoop turf is van plaats tot plaats veranderlijk. In het algemeen kan men zeggen, dat het in dit lemma gaat om een hoop van ongeveer dertig tot vijftig turven. [I, 76; A 44, 21g; monogr.] II-4
hoorn van de koe hoorn: hōrǝ (Nederweert) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hoornaar homp: homp (Nederweert) paardenwesp [Roukens 03 (1937)] III-4-2
hop hophak: zangvogel  hoephak (Nederweert), poeperd: poepert (Nederweert), vogel  poepert (Nederweert), stinkvogel: stinkvoogel (Nederweert) hop || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] III-4-1
hopen spreiden breken: [breken] (Nederweert) Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109] I-3
horizontale sluitbalk van een poort grindel: grendjǝl (Nederweert) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: horloozje (Nederweert) horloge [SGV (1914)] III-1-3
horrelvoet stronkelaard: stronkelerd (Nederweert) hompelvoet [SGV (1914)] III-1-2
hotsen hossen: hossen (Nederweert) hotsen [SGV (1914)] III-1-2
houden houden: hage (Nederweert) houden [SGV (1914)] III-1-2