18049 |
huidschilfers |
schellen:
schelle (L288p Nederweert)
|
schilfer [SGV (1914)]
III-1-2
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
huf (L288p Nederweert)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hūfkɛr (L288p Nederweert)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
huilen:
huûle (L288p Nederweert),
krijten:
kritje (L288p Nederweert),
kriête (L288p Nederweert)
|
huilen
III-1-4
|
19068 |
huilen, schreien |
janken:
janke (L288p Nederweert),
krijten:
kriete (L288p Nederweert)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
19899 |
huis |
huis:
hoes (L288p Nederweert),
hōēs (L288p Nederweert),
woonhuis:
wūənhū.s (L288p Nederweert)
|
huis || woonhuis
III-2-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (L288p Nederweert),
hū.s (L288p Nederweert),
kruipgat:
krū.p˃gāt (L288p Nederweert)
|
huis [SGV (1914)] || zeer bekrompen behuizing
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshoaje (L288p Nederweert)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
blootkek:
heel jonge huismus
blootkek (L288p Nederweert),
huiskets:
hoeskets (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
hoêskets (L288p Nederweert),
huismus:
(hoes)mös (L288p Nederweert),
kek:
jonge huismus
kek (L288p Nederweert),
kets:
onomatopee; mös is het normale woord, naast kets, en samenstellingen zoals hoesmös en hoeskets, daakmös, enz
kets (L288p Nederweert),
klut:
klut (L288p Nederweert),
mus:
mös (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
is het normale woord, naast kets, en samenstellingen zoals hoesmös en hoeskets, daakmös, enz
mös (L288p Nederweert),
ook verzamelnaam voor klein gevogelte
mös (L288p Nederweert)
|
huismus || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert,
L288p Nederweert)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|