26762 |
schop om vlikken of heiturf te steken |
hazeoor:
hāzǝnuǝr (L288p Nederweert),
vlikkensteker:
vlekǝstajkǝr (L288p Nederweert),
vlekǝstē̜kǝr (L288p Nederweert)
|
Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.]
II-4
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
āfdāk (L288p Nederweert),
schop:
sxǫp (L288p Nederweert),
schopschuur:
sxǫpsxȳr (L288p Nederweert)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
schöppe (L288p Nederweert)
|
schoppen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schöppe (L288p Nederweert),
schöpppe (L288p Nederweert)
|
Bij kaartspel. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
26112 |
schoren |
zweerden:
zwę̄rdǝ (L288p Nederweert)
|
De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26]
II-3
|
33585 |
schorseneer |
schorseneer:
schorseneêre (L288p Nederweert),
schòrsəneer (L288p Nederweert)
|
[DC 76 (2002)]Hoe noemt u: schorseneer (scorzonera hispanica - fam. compositae) [N 71 (1975)]
I-7
|
28818 |
schortenbont |
cotonnade:
katǝnāt (L288p Nederweert)
|
Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
21367 |
schot |
schot:
scheut (L288p Nederweert)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
19506 |
schotel |
schotel:
schotel (L288p Nederweert),
sxō.təl (L288p Nederweert)
|
schotel || zeer groot bord
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
schoteltje:
sxø̄təlkə (L288p Nederweert)
|
bordje
III-2-1
|