18045 |
zweren, etteren |
zweren:
zwêre (L288p Nederweert)
|
zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwɛrm (L288p Nederweert)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
troep vogels
klócht (L288p Nederweert)
|
zwerm, vlucht
III-4-1
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrmǝ (L288p Nederweert)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
zweite (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert,
L288p Nederweert),
zwijte (L288p Nederweert)
|
zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20689 |
zwezerik |
soepietjes:
Uitsluitend verklw, Uitsluitend mv.
sepietjes (L288p Nederweert)
|
zwezerik
III-2-3
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
zwiege (L288p Nederweert)
|
zwijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
26002 |
zwijmelen |
schravelen:
sxrāvǝlǝ (L288p Nederweert),
taperen:
tāpǝrǝ (L288p Nederweert)
|
Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83]
I-9
|
31616 |
zwik |
zwikpinnetje:
zwekpenkǝ (L288p Nederweert)
|
Het houten pennetje dat dient om het zwikgat dicht te maken. [monogr.; N E, 48d add.]
II-12
|
19301 |
zwoegen |
poejakken:
poeëjakke (L288p Nederweert),
pootaan spelen:
poeëtaan spuuële (L288p Nederweert),
schrompen:
niet in deze betekenis terug te vinden: Zie Schuermans p. 603 s.v. "schrompen
schrômpe (L288p Nederweert)
|
flink doorwerken || hard werken || hard werken onder minder gunstige omstandigheden
III-1-4
|