e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweren, etteren zweren: zwêre (Nederweert) zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛrm (Nederweert) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: troep vogels  klócht (Nederweert) zwerm, vlucht III-4-1
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Nederweert) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: zweite (Nederweert, ... ), zwijte (Nederweert) zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-2
zwezerik soepietjes: Uitsluitend verklw, Uitsluitend mv.  sepietjes (Nederweert) zwezerik III-2-3
zwijgen zwijgen: zwiege (Nederweert) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwijmelen schravelen: sxrāvǝlǝ (Nederweert), taperen: tāpǝrǝ (Nederweert) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwik zwikpinnetje: zwekpenkǝ (Nederweert) Het houten pennetje dat dient om het zwikgat dicht te maken. [monogr.; N E, 48d add.] II-12
zwoegen poejakken: poeëjakke (Nederweert), pootaan spelen: poeëtaan spuuële (Nederweert), schrompen: niet in deze betekenis terug te vinden: Zie Schuermans p. 603 s.v. "schrompen  schrômpe (Nederweert) flink doorwerken || hard werken || hard werken onder minder gunstige omstandigheden III-1-4