e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achtergebleven hooi harken scharren: sxɛrǝ (Nederweert) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhantj (Nederweert), achterstel: axtǝrstęl (Nederweert) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achterkop: achterkop (Nederweert), kruin: (kruun) (Nederweert) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterknie achterknie: axtǝrknei̯ (Nederweert), hak: hak (Nederweert) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achterploeg achterploeg: axtǝr[ploeg] (Nederweert) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterste achterste: eichterste (Nederweert) achterste [SGV (1914)] III-1-1
achterste keerstrook bovenste voordel: bø̄vǝlstǝ [voordel] (Nederweert) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit terug-op: trȳx˱ ǫp (Nederweert) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen houwen: hǫu̯ǝ (Nederweert), slaan: slǭn (Nederweert) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterkant: axtǝrkantj (Nederweert), schot: sxot (Nederweert) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13