e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve gulden halve gulden: eine halve gölje (Neer) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve stuiver lap: lap (Neer) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk oortje: èùrtje (Neer) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
hamer van de klepklok trumphamer: trumphamer (Neer) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hand hand: hénj (Neer) [N 10 (1961)] III-1-1
handcultivator handcultivator: hantjkøltivātor (Neer) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handelaar koopman: koupmanne (Neer) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handelen: hanjele (Neer), hanjnele (Neer) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: (ô).  daod (Neer) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (spotnamen) jatten: jatte (Neer), plavuizen: plavuuze (Neer), vuisten: vūūst (Neer) [N 10 (1961)] III-1-1