32822 |
landrol |
wel:
wɛl (L294p Neer)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
streek:
stjreek (L294p Neer)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33787 |
lang ruw haar rond buik en uier |
vluighaar:
vlȳx hǭr (L294p Neer
[(donshaar)]
)
|
Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23]
I-9
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
lang bóks (L294p Neer)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
gevel:
geevel (L294p Neer)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
mik:
Syst. WBD
mik (L294p Neer),
witte mik:
Syst. WBD
witte mik (L294p Neer)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (L294p Neer)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L294p Neer)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
28472 |
larven |
larven:
larven (L294p Neer)
|
Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68]
II-6
|
18933 |
last, moeilijkheid |
last:
last (L294p Neer)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)]
III-1-4
|