21346 |
lui (lieden) |
mensen:
minsə (L294p Neer),
minsən (L294p Neer)
|
mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beouke (L294p Neer),
janken:
janke (L294p Neer)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
loewe (L294p Neer)
|
Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18919 |
luieren |
luieren:
luiere (L294p Neer),
vuiliken:
voelikke (L294p Neer)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19029 |
luilak |
luilak:
luilak (L294p Neer),
vuilak:
voelik (L294p Neer)
|
Het gebruik op zaterdag vóór Pinksteren degene die het laatst uit bed is, uit te schelden [luilak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
sjrep loestere (L294p Neer)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̄n (L294p Neer),
luns:
lø̄ns (L294p Neer)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
knalschijf:
knalšīf (L294p Neer)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lurke (L294p Neer)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
hij spijt er niet in:
spuwt er niet in
hae sjpieter neet in (L294p Neer)
|
lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|