19052 |
nieuws |
nieuws:
noets (L294p Neer)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17723 |
nieuwsgierig (bn.) |
nieuwsgierig (bn.):
noesjiĕrig (L294p Neer)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaaplepel:
(ê).
gaaplaepel (L294p Neer),
gaperd:
eine gaapert (L294p Neer)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L294p Neer)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
overnagel:
overnagel (L294p Neer)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
20752 |
niknak |
koekje:
Syst. WBD
keukskes (L294p Neer)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20504 |
nippen |
met beetjes drinken:
hae drinktj mit bitjes (L294p Neer),
nippen:
nippe (L294p Neer),
pitsen:
pitse (L294p Neer)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23458 |
noodklok |
klok:
de klok slaon (L294p Neer)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28639 |
noodvoederen |
noodvoeren:
noodvoeren (L294p Neer)
|
Het voederen aan het einde van de winter, als de bijen door hun eigen voorraad heen zijn en het nog te koud is om zelf honing te halen. Volgens de informant van L 333 is dit bijvoeren uit den boze en mag het eigenlijk niet voorkomen. [N 63, 110b; Ge 37, 194; monogr.]
II-6
|
21348 |
nors |
bars:
bars (L294p Neer),
stom:
stjom (L294p Neer),
zuur:
zoor (L294p Neer)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|