20311 |
puber |
scheuteling:
(agrarisch jong varken in groei).
sjeuteling (L294p Neer)
|
puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20651 |
pudding |
podding:
Syst. WBD
poeding (L294p Neer),
pudding:
Syst. WBD
pudding (L294p Neer)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
uitslag:
óétslaag (L294p Neer)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
tricot (fr.):
triko (L294p Neer)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pøntj (L294p Neer)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (L294p Neer),
stip:
stjip (L294p Neer)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17594 |
pupil |
oogappel:
augappel (L294p Neer)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L294p Neer)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøͅtømər (L294p Neer)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
putgaffel:
putgaffel (L294p Neer),
pøͅtgafəl (L294p Neer)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|