19038 |
verlegen |
schouw:
sjōē (L294p Neer),
verlegen:
verlaege (L294p Neer)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
beteuterd:
beteutjerd (L294p Neer),
verlegen:
verlaege (L294p Neer)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18853 |
vermoeden |
veronderstellen:
verongerstellen (L294p Neer)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23374 |
verpachte banken |
pachtbanken:
pechtbenk (L294p Neer)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplichting:
verplichting (L294p Neer)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjaaldj (L294p Neer)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nakoedelen:
meer uitleg in de lijst
nuā koedelle (L294p Neer)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
meer uitleg in de lijst
trumpe (L294p Neer)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuld hebben:
haet sjuld (L294p Neer)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
kransen:
krense (L294p Neer)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|