22860 |
weddenschap |
wedding:
wɛdiŋ (L294p Neer)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
węi̯k en dǝ mul (L294p Neer)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
25678 |
weekbak |
weekbak:
węjkbak (L294p Neer)
|
Rechthoekige, vaak gemetselde, stenen bak met platte bodem waarin het graan in water wordt geweekt. Volgens de zegsman uit L 210 duurt het weken 1 dag. Zie ook semantische toelichtingen bij de lemmata ''weken'' en ''kiemen''. [N 35, 2; monogr.]
II-2
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
droge zomer:
Droge zomer.
eine drūūge zomer (L294p Neer),
kwakkelzomer:
Veel slecht weer.
kwakkelzomer (L294p Neer),
natte zomer:
Natte zomer.
eine naate zomer (L294p Neer),
warme zomer:
wérme zomer (L294p Neer)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
contraire (fr.):
kontrarie (L294p Neer),
koppig:
kuppig (L294p Neer),
wars:
waers (L294p Neer)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wèèrbórstel (L294p Neer)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
ut waerleegtj (L294p Neer),
waerleegte (L294p Neer),
⁄t waer leegtj (L294p Neer)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
wreed in de muil:
vrīǝ en dǝ mul (L294p Neer)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
21247 |
weg |
weg:
wɛ.x (L294p Neer)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33698 |
weg over het erf |
hofpad:
hufpat (L294p Neer)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|