e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloem (alg.) bloem: blo.mə (Neer) bloemen [RND] III-4-3
bloemkool bloemkool: bloomkoël (Neer), bloomkôâl (Neer) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
blokschaaf blokschaaf: blǫkšāf (Neer), blǫkšē̜f (Neer) In het algemeen een korte schaaf, met of zonder keerbeitel, die bestaat uit een rechthoekig schaafblok met een rechte zool. Zie ook afb. 32. Houtbewerkers gebruiken twee soorten blokschaven: de ruwe blokschaaf en de fijne blokschaaf. Zie ook deze twee lemmata. [N 53, 54; N G, 35a; monogr.] II-12
bluf ambras: ambras (Neer), ambras (<fr.): ambras (Neer), stoef: stjoef (Neer, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bluts bluts: bluts (Neer), buts: buuts (Neer), deuk: deouk (Neer) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutsen (Neer), punniken: punnik(e) (Neer) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel geblutst: eigen spellingsysteem  geblutstj (Neer) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid brobbeltje: bruubelke (Neer), knobbeltje: knubbelke (Neer), kuiltje: kuulke (Neer) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel pochel: puchel (Neer) bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] III-1-2
bod bod: bod (Neer) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1