19345 |
dwarsdrijver |
achterover, een -:
achtereüver (L294p Neer),
stomme, een -:
stjomme (L294p Neer),
warsligger:
(‰).
waerslikker (L294p Neer)
|
iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18802 |
dwaze streek |
stomme streek:
stjommen strēk (L294p Neer),
streek:
eine stjreek (L294p Neer)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18904 |
dwaze, onbezonnen daad |
streek:
stjreek (L294p Neer)
|
een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯əl (L294p Neer)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯ələ (L294p Neer)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwingen (L294p Neer),
koeioneren:
koejeneere (L294p Neer)
|
het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
oode kelong (L294p Neer),
reukwater:
ruukwaater (L294p Neer)
|
reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25024 |
echo |
galm:
galm (L294p Neer)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
de baas (L294p Neer),
man:
de man (L294p Neer)
|
de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
moeder:
(man.).
mooder (L294p Neer),
vrouw:
de vrouw (L294p Neer)
|
de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)]
III-2-2
|