22343 |
uitsliepen |
uitsliepen:
ōētsjlie‧pe (Q019a Neerbeek)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling van het allerheiligste:
aotstèlling van het allerheiligste (Q019a Neerbeek)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21387 |
unster |
ponder:
punjere (Q019a Neerbeek)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
Urseliene (Q019a Neerbeek)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28963 |
vademen |
in de naald(e) vamen:
en dǝ nǭlt vē̜mǝ (Q019a Neerbeek)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (Q019a Neerbeek)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van de duvel bezète (Q019a Neerbeek)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheuteling:
šø̜̄tǝleŋ (Q019a Neerbeek)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34368 |
varkenston |
varkenstijn:
vęrkǝstin (Q019a Neerbeek)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
23579 |
vaste misgezangen |
vaste gezangen:
vaste gezangen (Q019a Neerbeek)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|