e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerbeek

Overzicht

Gevonden: 1219
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dikke boterham smouer: Syst. WBD  sjmouer (Neerbeek) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke snee brood dikke prengel: Syst. WBD  dikke prengel (Neerbeek) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3
dinsdag dinsdag: deensdig (Neerbeek) dag; dinsdag [N 07 (1961)] III-4-4
dirigent van het zangkoor dirigent (<du.): dirigent (Neerbeek) De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)] III-3-3
distelschopje distelschupje: [distel]šø̜pkǝ (Neerbeek) De kleine schop met een stevig, smal (4 à 5 cm) blad en een lange steel of een handvat, speciaal voor het uitsteken van distels. Volgens de zegsman van K 278 voldoet dit gereedschap echter niet goed, want "distels steken is distels kweken; distels trekken is distels nekken"; hij gebruikt er dan ook een haak voor, om de distel met wortel en al uit te trekken. Uit Q 71 wordt nog gemeld dat dit schopje door de boer gewoonlijk zelf gemaakt wordt van een oude zeis; en uit L 330 dat, wanneer een boer wegens ouderdom met het boeren ophield, hij heel vroeger een distelschopje om zijn nek gebonden kreeg, als teken dat hij met het werk op het land stopte. In P 44 is "boomschupje" opgegeven; waarschijnlijk werd voor het uitsteken van distels hetzelfde gereedschap gebruikt als voor het ontschillen van gevelde bomen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''distel'' zie het lemma ''distel''. Zie afbeelding 3.' [N 18, 18a; monogr.] I-3
dode lijk: het liek (Neerbeek) het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dodenhuisje lijkenhuisje: liekehuuske (Neerbeek) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dom dom: dn dom (Neerbeek) Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] III-3-3
donker, duisterx donker: donkel (Neerbeek) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
doodskist doodskist: doadskès (Neerbeek, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3