21566 |
winkelkorf |
kalebas:
deͅ kḁlbaz (L367p Neerglabbeek)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
weͅnə (L367p Neerglabbeek),
wɛnnə (L367p Neerglabbeek)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || Winnen. [ZND m]
III-3-2
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
wentərkīnəkjskə (L367p Neerglabbeek),
wi-jntsjerkiêningske (L367p Neerglabbeek)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
pűǝtǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L367p Neerglabbeek)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L367p Neerglabbeek)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kebûts (L367p Neerglabbeek),
kəbotsə (L367p Neerglabbeek),
kabuits:
Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage
kebûts (L367p Neerglabbeek),
wit moes:
wet mōs (L367p Neerglabbeek),
wit moos (L367p Neerglabbeek)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]witte kool
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwekstyrt (L367p Neerglabbeek),
kwikstaartje:
kwekstɛrtje (L367p Neerglabbeek)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik
mik (L367p Neerglabbeek)
|
witbrood
III-2-3
|