21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
det heet gein -- ).
wêrde (L321p Neeritter)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
botse (L321p Neeritter),
örges tege botse (L321p Neeritter)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
goed gestompeld:
good gestumpeljd (L321p Neeritter)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
zich boke (L321p Neeritter)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
dook (L321p Neeritter),
doupklêdje (L321p Neeritter),
doupmötske (L321p Neeritter),
duipdukske (L321p Neeritter),
huik (L321p Neeritter),
navelbendje (L321p Neeritter),
rouwmöts (L321p Neeritter),
voeolle (L321p Neeritter),
winjel (L321p Neeritter),
zeiverlebke (L321p Neeritter)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
falie:
faalje (L321p Neeritter),
falie (L321p Neeritter),
voile (fr.):
voeal (L321p Neeritter)
|
falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18261 |
[kazak] |
kazak:
blouse met schootje; lang 40cm ongeveer, wordt over rok gedragen
kazak (L321p Neeritter)
|
kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
strak gespannen blouse met getailleerd schootje, ongeveer 20 cm lang
kasjevék (L321p Neeritter)
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
betekenis: met de hand of machinaal gemaakt, uit wol of katoen, zonder mouwen en over navel reikend
liefke (L321p Neeritter)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (L321p Neeritter)
|
aalmoes [SGV (1914)]
III-3-1
|