e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(geen) waarde (geen) waarde: det heet gein -- ).  wêrde (Neeritter) waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)] III-3-1
(met) het hoofd stoten botsen: botse (Neeritter), örges tege botse (Neeritter) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen goed gestompeld: good gestumpeljd (Neeritter) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(zich) bukken (zich) bukken: zich boke (Neeritter) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
-> [wld iii 2.2] - wld iii, 2.2 !: dook (Neeritter), doupklêdje (Neeritter), doupmötske (Neeritter), duipdukske (Neeritter), huik (Neeritter), navelbendje (Neeritter), rouwmöts (Neeritter), voeolle (Neeritter), winjel (Neeritter), zeiverlebke (Neeritter) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-1-3
[falie] falie: faalje (Neeritter), falie (Neeritter), voile (fr.): voeal (Neeritter) falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
[kazak] kazak: blouse met schootje; lang 40cm ongeveer, wordt over rok gedragen  kazak (Neeritter) kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[kazavek?] kazavek: strak gespannen blouse met getailleerd schootje, ongeveer 20 cm lang  kasjevék (Neeritter) kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[lijfje] lijfje: betekenis: met de hand of machinaal gemaakt, uit wol of katoen, zonder mouwen en over navel reikend  liefke (Neeritter) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
aalmoes aalmoes: aalmoos (Neeritter) aalmoes [SGV (1914)] III-3-1