e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruiketting, kruitouw kruiketting: kryjkęteŋ (Neeritter), stormketting: stǫrǝmkęteŋ (Neeritter) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim kruim: kroem (Neeritter) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruin kruin: kruun (Neeritter, ... ) kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipalen kruipalen: kryjpø̜̄l (Neeritter) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipen kruipen: krūpǝ (Neeritter) Het langzaam lopen van de molen. [N O, 13f] II-3
kruipend ongedierte wormen: wörm (Neeritter) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruipolie kruipolie: krūp˱ōli (Neeritter) Dunne olie die wordt gebruikt voor het losmaken van vastgeroeste machineonderdelen, moeren en bouten etc. [N 33, 307] II-11
kruis kruis: krūūs (Neeritter), krys (Neeritter) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || kruis [SGV (1914)] I-11, III-3-3
kruisarmen kruisbalkjes: krȳs˱bɛlǝkskǝs (Neeritter) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisbeeld lieveheer: leveniêr (Neeritter) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3