25454 |
pekelkuip |
tob:
tǫb (L321p Neeritter)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
26039 |
penbalk |
pinbalk:
penbalǝk (L321p Neeritter)
|
De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.]
II-3
|
19400 |
pendule |
pendule:
pendule (L321p Neeritter)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
26233 |
pensteen |
pinsteen:
penstęjn (L321p Neeritter)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
33717 |
penwortel van een den |
pijlwortel:
pilwortǝl (L321p Neeritter)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
25645 |
peperkoekdeeg |
peperkoekedeeg:
pē̜pǝrkōkǝdęjx (L321p Neeritter)
|
Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a]
II-1
|
31415 |
persdrilboor |
persboor:
pēs˱bōr (L321p Neeritter)
|
Stalen boor die met een ijzeren hefboom rondgedraaid wordt en tegelijkertijd van boven neergedrukt wordt door een schroef, die men verder aandraait naarmate het boorijzer zich dieper in het metaal heeft gewerkt. Het gereedschap wordt bij Vuylsteke (pag. 110) persdril genoemd. Het betreft hier een zeer oud werktuig dat bij diverse zegslieden niet meer bekend was. [N 33, 140]
II-11
|
17911 |
persen |
persen:
pese (L321p Neeritter),
werken:
werken (L321p Neeritter)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
33566 |
perzik |
merketon:
merketon (L321p Neeritter),
pche (fr.):
pees (L321p Neeritter)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18634 |
pet met brede klep |
loerklak:
loerklak (L321p Neeritter)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|