30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
lęjmǝ mōr (L321p Neeritter),
tuinmuur:
tȳnmōr (L321p Neeritter)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
werkpij:
wirkpiej (L321p Neeritter)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
tuitel (L321p Neeritter)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
turkse muts:
törksemöts (L321p Neeritter)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26795 |
turfspa |
turfschoep:
tø̜rfšop (L321p Neeritter),
turfschup:
tø̜rfšø̜p (L321p Neeritter)
|
Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.]
II-4
|
26721 |
turfsteken |
ontginnen van veengrond:
ontginnen van veengrond (L321p Neeritter)
|
De algemene benaming voor het winnen van turf voor eigen gebruik. [I, 12; I, 14; N 27, 1]
II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
scheurklauw:
šø̄rklau̯w (L321p Neeritter)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21618 |
twee centiem |
cent:
cent (L321p Neeritter)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21626 |
twee frank |
dobbele frank:
dobbele frang (L321p Neeritter)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32960 |
tweede grasoogst |
tweede snede:
twīǝdǝ snēi̯ (L321p Neeritter)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|