e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinmuur lemen muur: lęjmǝ mōr (Neeritter), tuinmuur: tȳnmōr (Neeritter) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant werkpij: wirkpiej (Neeritter) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: tuitel (Neeritter) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tulband turkse muts: törksemöts (Neeritter) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
turfspa turfschoep: tø̜rfšop (Neeritter), turfschup: tø̜rfšø̜p (Neeritter) Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.] II-4
turfsteken ontginnen van veengrond: ontginnen van veengrond (Neeritter) De algemene benaming voor het winnen van turf voor eigen gebruik. [I, 12; I, 14; N 27, 1] II-4
tussenklauwontsteking scheurklauw: šø̄rklau̯w (Neeritter) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
twee centiem cent: cent (Neeritter) koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
twee frank dobbele frank: dobbele frang (Neeritter) 2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
tweede grasoogst tweede snede: twīǝdǝ snēi̯ (Neeritter) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3