26594 |
vermalen |
vermalen:
vǝrmālǝ (L321p Neeritter)
|
Meel verliezen tijdens het maalproces. [N O, 36i]
II-3
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
vernele (L321p Neeritter)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
spannen:
#NAME?
spanne (L321p Neeritter),
steentje tikken:
#NAME?
steinke tikke (L321p Neeritter),
steken:
#NAME?
staike (L321p Neeritter),
tikken:
#NAME?
tikke (L321p Neeritter)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nakuilen:
noakuile (L321p Neeritter)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
<omschr.> het staat daar te kraaien:
⁄t steit doo te kreije (L321p Neeritter)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vɛrsǝ ku (L321p Neeritter)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
18709 |
versierde schouderdoek |
voile (fr.):
voeël (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
25937 |
versieren |
versieren:
vǝrsērǝ (L321p Neeritter)
|
De molen bij feestelijke gelegenheden uitvoerig versieren. In l 432 werden de roeden dan in een overhoekse stand geplaatst. In l 318 en l 321 werd de molen bij processies en openbare feesten versierd. Zie ook afb. 5. [N O, 8g]
II-3
|
25344 |
verslachten |
uitlichten:
ūtlextǝ (L321p Neeritter)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
25828 |
versnijden |
afsnijden:
āfsnijǝ (L321p Neeritter)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a]
II-9
|