e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cent cent: eine cent (Neeritter) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
center center: sɛntǝr (Neeritter), koren: ǝt kōrǝ (Neeritter) Elk van de twee spitse, kegelvormige middenpunten in de losse en de vaste kop van de draaibank. Tussen de centers wordt het werkstuk bij het draaien op zijn plaats gehouden en gecentreerd. [N 47, 5a-c; N 53, 228b] II-12
centerboor centerboor: centerboor (Neeritter) Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.] II-12
centerpons keurnagel: kø̜rnāgǝl (Neeritter), körner: kø̜ndǝr (Neeritter) Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.] II-11
centiem centiem: centiem (Neeritter) koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
cervelaatworst droogworst: voor op brood  drêûgwoost (Neeritter) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
cichorei suikerij: sôkkerei (Neeritter) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
cirkel, kring cirkel: cirkel (Neeritter), ring: rink (Neeritter) cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
cirkelvormig raam rondeel: rǫndēl (Neeritter) Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b] I-6
colbertjasje colbert (fr.): colbert (Neeritter), colbertje (<fr.): colberke (Neeritter, ... ), jasje: jeske (Neeritter) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3