e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lidmaat, ledematen lid, leden: li.jət (Neeroeteren) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje lied: leed (Neeroeteren, ... ), liedje: le.tjə (Neeroeteren, ... ), leeht(j)je (Neeroeteren), altijd verkleinwoord  leedje (Neeroeteren), leetje (Neeroeteren, ... ), lētṣə (Neeroeteren), dim  leedsje (Neeroeteren), dim.  lēṭə (Neeroeteren) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] || Liedje. [ZND m] III-3-2
liederen (mv.) liedjes: dim  leedsjes (Neeroeteren) Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] III-3-2
lief (bv.) lief: leef (Neeroeteren), ook materiaal znd 4, 14  leef (Neeroeteren) lief [ZND 01 (1922)] III-1-4
liefde liefde: leefde (Neeroeteren, ... ) liefde [ZND 01 (1922)] || Liefde. [ZND 01 (1922)] III-1-4, III-3-1
liefkozen karnoffelen: zie ook knûffele  kernòffele (Neeroeteren), lief houden: leef haoewe (Neeroeteren), moederen: Ich goan heivers, zag ¯r Ich goan nog èè bitsje mojere  mojere (Neeroeteren) knuffelen, vrijen || lekker knuffelen || liefkozen [ZND 01 (1922)] III-1-4
liegen liegen: leege (Neeroeteren), legen (Neeroeteren) liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies lies: le:s (Neeroeteren), lees (Neeroeteren, ... ), lēs (Neeroeteren), liesplooi: liesploë (Neeroeteren), vlim: vle:m (Neeroeteren) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] I-9, III-1-1
lieveheersbeestje lieveheersbeestje: livvenhiêrsbiêsje (Neeroeteren), lievevrouwebeestje: ook in ZND 16, 006  lēvevrouwebīstšə (Neeroeteren), smoutkevertje: ook in ZND 16, 006  smaoetkēͅvertše (Neeroeteren) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: lige (Neeroeteren), liggen (Neeroeteren) liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] III-1-2