e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meetlint lintmeter: lęntmē̜tǝr (Neeroeteren) Een oprolbaar ¬± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69] II-7
meeuw algemeen meeuw: miêf (Neeroeteren) meeuw III-4-1
meid, dienstmeid dienstmaagd: dēnstmāxt (Neeroeteren), dienstmeid: dēnsdmęi̯t (Neeroeteren), maagd: māxt (Neeroeteren) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doornheg: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  dêre häg (Neeroeteren), rode haagdoorn: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  rooien haagdeern (Neeroeteren), witte haagdoorn: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  haagdeern, witten — (Neeroeteren) haag- of meidoorn, met rode bloemen [ZND 24 (1937)] || haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meikever meikever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  meikêver (Neeroeteren), mulder: mölder (Neeroeteren) meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
meisje gors: nogal denigrerend  gòrs (Neeroeteren), maagdje: meegtje (Neeroeteren), mêgtje (Neeroeteren, ... ), afleiding van maagd  mèègdsje (Neeroeteren), meisje: mêsje (Neeroeteren), pul: pöl (Neeroeteren), vrouwtje: vruiwke (Neeroeteren), wicht: wècht (Neeroeteren) een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || knap en flink meisje || meisje [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft liefste: leefste (Neeroeteren) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is wicht: wècht (Neeroeteren) verloofde of vriendin III-2-2
meisjesmuts met afhangende strook kapmuts: kapməts (Neeroeteren) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
meisjespantalon met kanten pijpen boks: boks (Neeroeteren) meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)] III-1-3