e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dochter dochter: dochter (Neeroeteren) dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode lijk: liëk (Neeroeteren) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 115 (2003)] III-2-2
doek doek: dook (Neeroeteren, ... ) doek [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: eine witten dook (Neeroeteren), enne witten dook (Neeroeteren) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doelloos friemelen friemelen: fremelen (Neeroeteren) Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
doffer, mannelijke duif hoorn: hoeren (Neeroeteren), hōēren (Neeroeteren), mannetje: menneke (Neeroeteren) duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokter dokter: dokter (Neeroeteren) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren genezen: genezen (Neeroeteren) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
dolle kervel dolle kervel: dolle kervel (Neeroeteren), dǫlǝ kē̜rǝvǝl (Neeroeteren) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
domme man limpes: himpus (Neeroeteren), Wellicht heeft het te maken met lòmp  limpus (Neeroeteren) dommerik III-1-4