e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dreef dreef: dreef (Neeroeteren), drêft (Neeroeteren) dreef [ZND 01 (1922)] || een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
drenzen grijnzen: grinse (Neeroeteren), Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer  grinse (Neeroeteren) grienen, drenzen || huilerig zeuren III-1-4
dresseren dressuur: dręsȳr (Neeroeteren) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen v√≥√≥r het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7
dressoir dressoir: dreͅswā.r (Neeroeteren), lange kast: lang kast (Neeroeteren) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driehoek winkelhaak: weŋkǝlhǭk (Neeroeteren) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] II-7
driekleurig viooltje viooltje: vijuul, dim, vejiêlke (Neeroeteren) viool III-4-3
driftig kwaad: kaod (Neeroeteren), koat (Neeroeteren) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
drijftol dop: dop (Neeroeteren), poppernel: poppernel (Neeroeteren, ... ), pōpernel (Neeroeteren) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] III-3-2
drijfzand drijfzand: driefzand (Neeroeteren) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
dringen dringen: dringen (Neeroeteren), duwen: doewe (Neeroeteren), doewen (Neeroeteren), stoten: stouten (Neeroeteren) niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2