e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jas: algemeen jas: hie is vader zienen jas en moder zien geld, vader zien koe en vader zienen houond (Neeroeteren), jas (Neeroeteren, ... ), jās-jeͅs-jeͅskə (Neeroeteren), jes (Neeroeteren) jas [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 08 (1925)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jasje van het mantelpak jasje: jeͅskə (Neeroeteren) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort mantelscholk: mantelschjolk (Neeroeteren) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jenever jenever: gənɛ̄.vər (Neeroeteren), zjenĕver (Neeroeteren), ženēver (Neeroeteren), klare: klaore (Neeroeteren), klōͅ.rə (Neeroeteren), oude: aoewe (Neeroeteren), vieux: vieux  vjē (Neeroeteren) jenever [ZND 01u (1924)] || jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes hondsbeer: hundsbieren (Neeroeteren), jeneverbeer: jenevèrbier (Neeroeteren), jeneverbessenstruik: -  jene:verbessenstroek (Neeroeteren), jeneverbessenstruik (Neeroeteren), sneeuwbeer: -  sni.bi.:r (Neeroeteren), sneeuwbeerstruik: -  sni.bi.:rstru.k (Neeroeteren), zwarte: -  zwarte Sint-Jacobsbieren (Neeroeteren) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)] III-4-3
jeugd, jongelieden jeugd: jeutgd (Neeroeteren), jongvolk: jonkvauk (Neeroeteren), jonkheid: jonkheid (Neeroeteren) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jeuken jeuken: d bəgintjə ji:əkə (Neeroeteren), jūke (Neeroeteren) jeuken [ZND 01 (1922)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Neeroeteren), jicht: jicht (Neeroeteren, ... ) reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jong (Neeroeteren), jonk (Neeroeteren), joonk (Neeroeteren) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jong (Neeroeteren), jonk (Neeroeteren), joonk (Neeroeteren) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2