e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerkuil kerkuil: körki-jl (Neeroeteren) kerkuil III-4-1
kermis kermis: kERmes (Neeroeteren), kɛrəmis (Neeroeteren), kɛrəməs (Neeroeteren), mergen is `t kermes (Neeroeteren), mèrgen is `t kèrmes (Neeroeteren), mèrgen is het kèrmis (Neeroeteren), mərgən is het kərmis (Neeroeteren) kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)] III-3-2
kers, zoete soorten kers: kers}* (Neeroeteren), kiers (Neeroeteren), kiêrs (Neeroeteren) [ZND 01 (1922)]kers [ZND 01 (1922)] I-7
kersenpannenkoek kersenkoek: kíérse kook (Neeroeteren) Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
kerstmis kerstmis: korsmis (Neeroeteren, ... ), korstmis (Neeroeteren, ... ), koͅrsəməs (Neeroeteren) Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] || Kerstmis. [ZND 42 (1943)], [ZND m] III-3-3
ketsen, molenkar varen molenkar varen: [molenkar] vā.rǝ (Neeroeteren), uitvaren: ȳ.t˲vā.rǝ (Neeroeteren) Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264] II-3
ketser ketsen (ww.): meisjes op kermis loopen  <ketsen> (Neeroeteren), ketser: ketser (Neeroeteren), (rondlooper)  ketsen (Neeroeteren), vuurketser: aanstekertje  veerketser (Neeroeteren) kent uw dialect een zelfstandig naamwoord ketser, kasjer, wat betekent het ? [ZND 41 (1943)] III-3-1
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Neeroeteren) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
keuken keuken: kiêke (Neeroeteren) keuken III-2-1
keukenrek bred: briêd (Neeroeteren), keukenrek: kiəkərøk (Neeroeteren), kruikenbank: krukəbaŋk (Neeroeteren), rek: røk (Neeroeteren) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] || schapraai III-2-1