17649 |
kruis |
kruis:
e kruus, twië kruuse (L368p Neeroeteren),
ein kries, twiee krieser (L368p Neeroeteren),
kries (L368p Neeroeteren),
krī.s (L368p Neeroeteren),
de ie heel lang uitspreken
ei kries, twie krieser (L368p Neeroeteren)
|
Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruisbeeld:
kriesbeeld (L368p Neeroeteren),
lieveheer:
Leven Hier (L368p Neeroeteren),
o l heer
levenier (L368p Neeroeteren)
|
Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroonsel (L368p Neeroeteren),
kroonsele (L368p Neeroeteren),
nnl kruisbes
kroonsel (L368p Neeroeteren),
kroesbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138
kriesbier (L368p Neeroeteren)
|
kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] || stekelbes
I-7
|
20994 |
kruisbessenvlaai |
kronselenvlaai:
kroonselevlaai (L368p Neeroeteren)
|
kruisbessenvlaai
III-2-3
|
32798 |
kruiselings eggen |
in het kort en in het lang [eggen]:
ęn t kǫrt˱ ɛn ęn t laŋ (L368p Neeroeteren),
kruisweegs [eggen]:
krī.swēxs (L368p Neeroeteren)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisdag:
krî:zda.ch (L368p Neeroeteren)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kry.spərsesi (L368p Neeroeteren)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
28989 |
kruissteek |
kruissteek:
krysstēk (L368p Neeroeteren)
|
Steek waarbij de draad kruislings komt te liggen. Volgens Van Dale (s.v. ø̄kruissteekø̄) gelijk aan de flanelsteek. Zie ook het lemma ɛflanelsteekɛ. Volgens informanten gebruikt men deze steek om de naad plat af te werken (L 163), voor de zoom van mantels of dikke stof (L 298a), om de zoom vast te zetten (L 299) en om iets vast te maken aan de binnenkant (K 353). Zie afb. 36.' [N 59, 64; N 62, 15c; N 62, 16a]
II-7
|
26823 |
kruiwagen |
kruikar:
krukar (L368p Neeroeteren)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|
34641 |
kruiwagenberrie |
ber(ri)g:
(mv)
bęregǝ (L368p Neeroeteren),
bęrgǝ (L368p Neeroeteren)
|
Elke van de twee lange draagbomen. Aan de voorzijde zijn de twee berries verbonden met de as van het kruiwagenwiel. Aan de andere kant van de berries bevinden zich de handvaten. Bij de meeste kruiwagens kunnen op de berries zijwanden geplaatst worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Bij de bakkruiwagen zijn deze zijwanden vast, en bij de scheienkruiwagen komen ze niet voor. Onderaan de berries bevinden zich de poten van de kruiwagen. [N 18, 98c + 99 + add; N G, 53a; JG 1a; JG 1b; RND 129; monogr.]
I-13
|