e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pupil pupil: pupil (Neeroeteren) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] III-1-1
purper paars: paars (Neeroeteren), violet: flèt (Neeroeteren), violet (Neeroeteren), vlèt (Neeroeteren) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3
putgalg gaffel: gafəl (Neeroeteren, ... ), putgaffel: pɛtgafəl (Neeroeteren), putmik: overgezet naar lemma putgalg (JK)  pɛtmek (Neeroeteren) [ZND 32 (1939)] [ZND 32 (1939)] I-7
puthaak gard: gārt (Neeroeteren), putgard: pɛtgēərt (Neeroeteren), putstaak: peͅtstāk (Neeroeteren) [ZND 32 (1939)] I-7
putter putter: pötter (Neeroeteren) distelvink III-4-1
putzwengel wip: wep (Neeroeteren) [ZND 32 (1939)] I-7
pyjama pyjama {pijama}: pijama (Neeroeteren) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
raad raad: oppen door wis ich mich geine road miêr  road (Neeroeteren) raadgeving III-1-4
raadsel raadsel: Dich spriks in roadsels: je spreekt voor mij onverstaanbare taal  roadsel (Neeroeteren) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): ein rètsel (Neeroeteren), ĕ raodsel (Neeroeteren) Een raadsel. [ZND 06 (1924)] III-3-2