e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanhangen aanhangen: ā̄.nhaŋǝ (Neeroeteren) De meelzak met behulp van de zakhaakjes aan de meelpijp of meelbak bevestigen. [Jan 170; Coe 155; Coe 155 add.; Grof 183] II-3
aanhoudend bepoetelen handvollen: hampələ (Neeroeteren) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen jammeren: ¯t is waal joamer, mè de köns neet bli-jve joamere  joamere (Neeroeteren), lamenteren: Vgl. Latijn lamentari (bejammeren) este zuu bli-jfs lamme(n)tère aan mi-jne kop, wèèr ich er oppen door nog raadgek van  lammetère (Neeroeteren) klagen || lammenteren, klagen III-1-4
aanlopen aanloop (zn.): aanlôp (Neeroeteren), aanloop halen: aanlijp halen (Neeroeteren), een aanloop pakken: einen aanloup pakken (Neeroeteren), een uitloop pakken: einen oetleip pakken (Neeroeteren) Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)] III-3-2
aanmalen aanmalen: ā.nmālǝ (Neeroeteren) Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.] II-3
aanmeten (de) maat pakken: mǭt pakǝ (Neeroeteren) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aannaaien aannaaien: annęjǝ (Neeroeteren) Aannaaien met de aannaaisteek. De aannaaisteek is een onzichtbare steek, die gebruikt wordt bij het innaaien van de voering. De steek moet altijd in schuine richting, achter de draad, smal op de kant worden gestoken (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 44. [N 59, 61] II-7
aanranden aanranden: aanranden (Neeroeteren, ... ), aanrannen (Neeroeteren), aanvallen: aanvallen (Neeroeteren) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanstaan aanstaan: Det zal em aanstaan (Neeroeteren), Dēt zal hēm aanstaan (Neeroeteren), gaden: Det zal em gaaien (Neeroeteren), Det zal hem gaaien (Neeroeteren, ... ), goed doen: Det zal em good doon (Neeroeteren) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4
aanwassen op de tanden haken: hē̜i̯k (Neeroeteren) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9