26519 |
aanhangen |
aanhangen:
ā̄.nhaŋǝ (L368p Neeroeteren)
|
De meelzak met behulp van de zakhaakjes aan de meelpijp of meelbak bevestigen. [Jan 170; Coe 155; Coe 155 add.; Grof 183]
II-3
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
handvollen:
hampələ (L368p Neeroeteren)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
jammeren:
¯t is waal joamer, mè de köns neet bli-jve joamere
joamere (L368p Neeroeteren),
lamenteren:
Vgl. Latijn lamentari (bejammeren) este zuu bli-jfs lamme(n)tère aan mi-jne kop, wèèr ich er oppen door nog raadgek van
lammetère (L368p Neeroeteren)
|
klagen || lammenteren, klagen
III-1-4
|
22794 |
aanlopen |
aanloop (zn.):
aanlôp (L368p Neeroeteren),
aanloop halen:
aanlijp halen (L368p Neeroeteren),
een aanloop pakken:
einen aanloup pakken (L368p Neeroeteren),
een uitloop pakken:
einen oetleip pakken (L368p Neeroeteren)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
26593 |
aanmalen |
aanmalen:
ā.nmālǝ (L368p Neeroeteren)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|
28929 |
aanmeten |
(de) maat pakken:
mǭt pakǝ (L368p Neeroeteren)
|
Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a]
II-7
|
29009 |
aannaaien |
aannaaien:
annęjǝ (L368p Neeroeteren)
|
Aannaaien met de aannaaisteek. De aannaaisteek is een onzichtbare steek, die gebruikt wordt bij het innaaien van de voering. De steek moet altijd in schuine richting, achter de draad, smal op de kant worden gestoken (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 44. [N 59, 61]
II-7
|
21488 |
aanranden |
aanranden:
aanranden (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
aanrannen (L368p Neeroeteren),
aanvallen:
aanvallen (L368p Neeroeteren)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
Det zal em aanstaan (L368p Neeroeteren),
Dēt zal hēm aanstaan (L368p Neeroeteren),
gaden:
Det zal em gaaien (L368p Neeroeteren),
Det zal hem gaaien (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
goed doen:
Det zal em good doon (L368p Neeroeteren)
|
Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hē̜i̯k (L368p Neeroeteren)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|