24375 |
slak |
slak:
slek (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
slak || slak, alg. [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
slekkenhieske (L368p Neeroeteren)
|
slakkenhuis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17553 |
slank |
fijn:
fiën (L368p Neeroeteren)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20647 |
slappe koffie |
merenzeik:
mèrezeik (L368p Neeroeteren),
mérrezeik (L368p Neeroeteren),
piezeloe:
piezeloe (L368p Neeroeteren)
|
nogal slappe koffie of thee || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
hoed:
hòt (L368p Neeroeteren)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pit (L368p Neeroeteren),
pīt (L368p Neeroeteren)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
bandiet:
bandiet (L368p Neeroeteren),
deugniet:
deēgneet (L368p Neeroeteren),
onnutterik:
onnētterik (L368p Neeroeteren),
slechterik:
eine slechterik (L368p Neeroeteren),
sloeber:
enne slobber (L368p Neeroeteren),
smeerlap:
enne smiërlap (L368p Neeroeteren),
vagebond:
vaagebŏnd (L368p Neeroeteren),
vagabond (L368p Neeroeteren),
vagebond (L368p Neeroeteren),
vlegel:
vlegel (L368p Neeroeteren),
voyou (fr.):
Fr. voyou Pas mè good op, want dèè vent is eine echte vejuw
vejûw (L368p Neeroeteren)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || schurk, ploert
III-1-4
|
33815 |
slecht paard |
kreng:
kreŋ (L368p Neeroeteren)
|
Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j]
I-9
|
33828 |
slecht van bouw |
krom:
krump (L368p Neeroeteren)
|
De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a]
I-9
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
slecht (weer):
slecht (L368p Neeroeteren)
|
slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|