21153 |
dreef |
dreef:
dreef (L368p Neeroeteren),
drêft (L368p Neeroeteren)
|
dreef [ZND 01 (1922)] || een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
grijnzen:
grinse (L368p Neeroeteren),
Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer
grinse (L368p Neeroeteren)
|
grienen, drenzen || huilerig zeuren
III-1-4
|
29037 |
dresseren |
dressuur:
dręsȳr (L368p Neeroeteren)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
19387 |
dressoir |
dressoir:
dreͅswā.r (L368p Neeroeteren),
lange kast:
lang kast (L368p Neeroeteren)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28869 |
driehoek |
winkelhaak:
weŋkǝlhǭk (L368p Neeroeteren)
|
Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c]
II-7
|
24498 |
driekleurig viooltje |
viooltje:
vijuul, dim, vejiêlke (L368p Neeroeteren)
|
viool
III-4-3
|
18866 |
driftig |
kwaad:
kaod (L368p Neeroeteren),
koat (L368p Neeroeteren)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
dop:
dop (L368p Neeroeteren),
poppernel:
poppernel (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
pōpernel (L368p Neeroeteren)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzand (L368p Neeroeteren)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17862 |
dringen |
dringen:
dringen (L368p Neeroeteren),
duwen:
doewe (L368p Neeroeteren),
doewen (L368p Neeroeteren),
stoten:
stouten (L368p Neeroeteren)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|