e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een zwerm opvangen afdoen: ã.f˱dō.n (Neeroeteren) Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.] II-6
eend eend: ē̜i̯nj (Neeroeteren), ē̜ntš (Neeroeteren) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg staartploeg: start[ploeg] (Neeroeteren) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig simpel: simpel (Neeroeteren) eenvoudig [ZND 01 (1922)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning hut: het (Neeroeteren), høt (Neeroeteren), kadol: kadol (Neeroeteren, ... ), Ze wuundzje doa tiêge de bos aan in èè (klein) kadol  kadol (Neeroeteren), keviep: Och, dat hi-jske is mè ein ermojige keviêp  keviêp (Neeroeteren), kot: kot (Neeroeteren), lemen huisje: leͅi̯mə hiskə (Neeroeteren) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] || hutje || klein, onaanzienlijk achtergebouwtje || krotwoning III-2-1
eenzaam afgelegen: aafgelegen (Neeroeteren), aafgelēgen (Neeroeteren), afgelègen (Neeroeteren), eenzaam: einsaam (Neeroeteren), einzaam (Neeroeteren), heel alleen: hiël allein (Neeroeteren), moederziel alleen: moorziel allein (Neeroeteren) het huis ligt zo eenzaam, zo afgelegen [ZND 34 (1940)] III-3-1
eerder te weinig dan te veel gemeten kree gemeten: det is kreej gemaiten (Neeroeteren), det is kriee gemèten (Neeroeteren), det is krieë gemèten (Neeroeteren), det is krië gemèten (Neeroeteren), kree gewaagd: det is krieë gewaogt (Neeroeteren) Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)] III-3-1
eerlijk eerlijk: Ein iêrlik hart moot vèèl pi-jn li-je: oprechte, eerlijke lieden krijgen vaak veel tegenkanting(en)  iêrlik (Neeroeteren) eerlijk III-1-4
eerste baardharen duivelshaar: di:əvəlshoər (Neeroeteren), melkbaard: melkba:rt (Neeroeteren) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1
eerste luiden voor de mis luiden: het loeit (Neeroeteren, ... ), het loejt (Neeroeteren), loeien (Neeroeteren), loeëien (Neeroeteren) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3