e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluweel, velours velours: flūr (Neeroeteren), vlūr (Neeroeteren) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) boks: eine floeren boks (Neeroeteren), ’n floere boks (Neeroeteren) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie meer: mē̜.r (Neeroeteren) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug zoog: zū.x (Neeroeteren), zūi̯ǝ.x (Neeroeteren) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi fooi: drinkgeld  foeij (Neeroeteren), fooi (Neeroeteren), foëi (Neeroeteren), gift om beloning, drinkgeld  fôêij (Neeroeteren) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fopspeen lots: syn. tuter  lòts (Neeroeteren) fopspeen III-2-2
fortuin maken fortuin maken: Heè zal fortien maken (Neeroeteren), Hè zal fertien make (Neeroeteren), Hè zal fortun maken (Neeroeteren), Hè zal nog fortun maken (Neeroeteren) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos framboos: framboez (Neeroeteren), hennenbeer: hinnebiêre (Neeroeteren) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franje franjel: fraajnels (Neeroeteren), fraanjele (Neeroeteren) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje [ZND 01 (1922)] III-1-3
frankrijk frankrijk: Vè hébben in Frankriek gezèn (Neeroeteren), Weè hèbben in Frankriëk gezèten (Neeroeteren), Weè hèben in Frankriëk gezèten (Neeroeteren), Wè hèbbe in Frankriek gezète (Neeroeteren), Wê hebben in Vrankriek gezêten (Neeroeteren) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1