18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Fr. canaille
kenalie (L368p Neeroeteren),
hoort men soms ook Fr.canaille
kernalie (L368p Neeroeteren),
kwaad wijf:
det is ein kaod wief (L368p Neeroeteren),
t is ei kaod wief (L368p Neeroeteren),
pekelteef:
pekelteef (L368p Neeroeteren),
ros:
De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên
ros (L368p Neeroeteren),
spook:
Syn eine puuk
spuuk (L368p Neeroeteren)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] || vrouwelijk wezen met een slecht karakter
III-1-4
|
19067 |
gemok |
gepruttel:
geprietel (L368p Neeroeteren)
|
gemok [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
weer genèzen (L368p Neeroeteren)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachterij:
paxtǝri (L368p Neeroeteren),
pachthoeve:
pāxthuf (L368p Neeroeteren),
pachthof:
paxthōf (L368p Neeroeteren),
pachtplaats:
paxtplāts (L368p Neeroeteren)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensioeneerd (L368p Neeroeteren),
gepensionneerd (L368p Neeroeteren),
gepensjeneert (L368p Neeroeteren)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prī.s˲var (L368p Neeroeteren)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gerêmte (L368p Neeroeteren)
|
geraamte [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
gereed:
Ich bön nog neet gereid möt mee werk
gereid (L368p Neeroeteren),
klaar:
klaor (L368p Neeroeteren),
tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen
kloar (L368p Neeroeteren),
kompleet:
di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt
kòmpliêt (L368p Neeroeteren),
vaardig:
Voilà, det werkske is alweer vèrig
vèrig (L368p Neeroeteren)
|
afgewerkt || gereed, af || klaar [ZND 01 (1922)] || klaar,af || volledig, af
III-1-4
|
29055 |
geren |
geren:
gi-jǝrǝ (L368p Neeroeteren)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
e gereeflek hoes (L368p Neeroeteren),
ein gereeflek hoês (L368p Neeroeteren),
ein gereeflik hoes (L368p Neeroeteren),
ij gereefelik hoeës (L368p Neeroeteren)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|