e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getuigen getuigen: getiege (Neeroeteren), gəty(3)̄gen (Neeroeteren), tuigen: tiegen (Neeroeteren) getuigen [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-3-1
gevaarlijk gevaarlijk: met veer spielen is gevaorlik (Neeroeteren), met veer spiëlen is gevôrlijk (Neeroeteren), met veur spiëlen is gevoarlek (Neeroeteren), mèt veer spieëlen is gevaarlik (Neeroeteren) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
gevaarlijke kerel gevaarlijk: det is eine gevaorlike kèrel (Neeroeteren), det is eine gevôrlijke kairel (Neeroeteren), dèt is ijne gevaarlikke kèrel (Neeroeteren), enne gevoarlijke kêrel (Neeroeteren) Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)] III-1-4
gevangenis prison (<fr.): Van Dale: prison (&lt;Fr.), (gew.) gevangenis.  persōng (Neeroeteren), perzoͅŋ (Neeroeteren), preson (Neeroeteren) gevangenis [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-3-1
gevel faèade: fasaat (Neeroeteren), gevel: gēvəl (Neeroeteren), gēͅvəl (Neeroeteren), voorgevel: viêrgevel (Neeroeteren) een schoone gevel [ZND 35 (1941)] || gevel aan de voorzijde van een woning || voorgevel van een woning III-2-1
gevoelig (zijn) gevoelig: gev"lich (Neeroeteren), gevelig (Neeroeteren) mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1
gevoelloos (zijn) dood: doĕt (Neeroeteren) in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1
gewelf gewelf: gǝwɛlf (Neeroeteren), plafond: plafǫŋ (Neeroeteren), welfsel: w ̇ęlǝfsǝl (Neeroeteren) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] II-9
gewone spurrie spurrie: spęrǝx (Neeroeteren) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht elleboog en knie: armen: elleboag  / (Neeroeteren), gewricht: gəvricht (Neeroeteren), gəvrixt (Neeroeteren) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1