19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
t graos afmeien (L312p Neerpelt)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
23990 |
het heilig oliesel ontvangen |
bediend worden:
bediend wèren (L312p Neerpelt)
|
Het H. Oliesel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24058 |
het heilig oliesel toedienen |
bedienen:
bedienen (L312p Neerpelt)
|
Het H. Oliesel toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L312p Neerpelt)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
āfdręjǝ (L312p Neerpelt),
afsnijden:
āfsnii̯ǝn (L312p Neerpelt),
afzagen:
āfzāxǝn (L312p Neerpelt)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ā.ftrę.i̯n (L312p Neerpelt),
āftrēǝ (L312p Neerpelt)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
misboek omdragen:
mesboek umdrejen (L312p Neerpelt)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23573 |
het orgel trappen |
doortrappen:
doortrappen (L312p Neerpelt)
|
Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝn (L312p Neerpelt)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǝrdiǝl (L312p Neerpelt),
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (L312p Neerpelt),
met de dobbele koord varen:
męt ˲dǝ dǫbǝl kōrt ˲vā.rǝn (L312p Neerpelt)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|