22950 |
hutselen / kaarten schudden add. |
rongelen:
Elders: raddelen. Geh. Neerpelt. (t Daghet in den Oosten XIV, 149)
rongelen (L312p Neerpelt)
|
De lootbriefkens ondereen mengelen.
III-3-2
|
19887 |
huurcontract |
huurcontract:
hy(3)̄rkoͅntrakt (L312p Neerpelt)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
19886 |
huurhuis |
gehuurd huis:
gehuurd hoes (L312p Neerpelt)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
w"rəl (L312p Neerpelt),
wørəl (L312p Neerpelt)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
urste, twidde en derde roep (L312p Neerpelt)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
catechismus:
kadegismes (L312p Neerpelt)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
trouwmis:
trouwmès (L312p Neerpelt)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
imət vərwitən (L312p Neerpelt)
|
iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
imət bəsty(3)tən (L312p Neerpelt)
|
iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitschelden:
īmed oetschellen (L312p Neerpelt),
oetschellen (L312p Neerpelt),
uitschijten:
īmeͅd uitschīten (L312p Neerpelt),
plat
īmed oetschieten (L312p Neerpelt)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|