e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelkdoekje kelkdoekje: kelkduukske (Neerpelt) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje lepeltje: lepelke (Neerpelt) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
keper keper: keper (Neerpelt) Weefsel met keperbinding. [N 62, 75f; N 59, 201; N 62, 89a] II-7
kerel kerel: des enə wustə kerəl (Neerpelt), ke.rəl (Neerpelt), kèrel (Neerpelt), mens: ne boe[e}m van ne miens (Neerpelt), vent: dazine rouwe vent (Neerpelt), dazine scherpe vent (Neerpelt), veͅnt (Neerpelt) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || een kerel [ZND B1 (1940sq)] || Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren omdraaien: ømdrē̜jǝn (Neerpelt), ø̜mdrɛ̄i̯ǝ (Neerpelt) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: heͅj was tə vryx en də keͅrək (Neerpelt, ... ), kerrik (Neerpelt) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: baank (Neerpelt) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: beenk (Neerpelt) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkboek kerkboek: kerrikboek (Neerpelt) Een kerkboek met godvruchtige gebeden en overwegingen, bestemd voor de gelovigen [gebèèjeboek]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kerrikdeur (Neerpelt) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3