e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kop kop: kǫp (Neerpelt) [JG 1a, 1b] I-9
kop van de schoof kop: kǫp (Neerpelt) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop verwijderen afkappen: āfkapǝ (Neerpelt), afsnijden: afsnęjn (Neerpelt), āfsnęjǝn (Neerpelt) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1
kopdorser kopdorser: kǫp˱dǫrsǝr (Neerpelt), kǫp˱dǭ.sǝr (Neerpelt) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
koperwiek franse klijster: franse klinster (Neerpelt) koperwiek III-4-1
kopje bots: grote ronde tas  bots (Neerpelt), jatte (fr.): zjat (Neerpelt, ... ), gewone tas  zjat (Neerpelt), jatte-tje: zjetjə (Neerpelt, ... ), tasje: teͅskə (Neerpelt) kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)] III-2-1
kopjeduikelen kopjeschieten: kəpkə sxitən (Neerpelt) over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
kopnet nekstuk: nękstøk (Neerpelt), vliegennet: [vliegennet] (Neerpelt) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppelhaak, koppelketting haak: hǭk (Neerpelt) De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c] I-1
koppig koppig: ook materiaal znd 28, 31  koppig (Neerpelt), ook materiaal znd 28, 31 met trema op de o  kōppig (Neerpelt), wars: wɛ̄ǝrs (Neerpelt) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)] I-9, III-1-4