e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krakeling krakeling: Syst. Frings  krākəleŋ (Neerpelt) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
kralen van de rozenkrans kralen: kroalen (Neerpelt) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram kram: (mv)  kramǝ (Neerpelt) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kramsvogel tjakker: tjakker (Neerpelt) kramsvogel III-4-1
kransen sieren: sieren (Neerpelt) Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)] III-3-3
kreeft kreeft: kraĕft (Neerpelt), ook in ZND 28, 048  kreeft (Neerpelt), krĭft (Neerpelt) kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-2-3
krekel kriekerd: kriekert (Neerpelt) krekel [Willems (1885)] III-4-2
krentenbol krentenbol: Syst. Frings  krentəbōͅl (Neerpelt), mastel: Syst. Frings  mastəl (Neerpelt) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: krentəwət (Neerpelt), verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentebroeëd (Neerpelt), krentenmik: Syst. Frings  krentəmek (Neerpelt), verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krintemik (Neerpelt), krĭntemĭk (Neerpelt) brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3
kreukelen trekken: ai"van fr. mais.  dé klieët traikt (Neerpelt) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3