20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (L312p Neerpelt),
moësterd (L312p Neerpelt)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (L312p Neerpelt)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
motoor:
moto.r (L312p Neerpelt)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
moekregen:
mokrègen
⁄mokrēͅxən (L312p Neerpelt),
motregen:
motrègen (L312p Neerpelt),
motrégen (L312p Neerpelt)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
moeken:
het mokt (L312p Neerpelt),
motregenen:
`t motrègent (L312p Neerpelt),
motregent (L312p Neerpelt),
stofregenen:
stofrègenen (L312p Neerpelt),
ət stoͅfrēͅYət (L312p Neerpelt),
zeveren:
het zievert (L312p Neerpelt),
t begint te zieveren
ət bə⁄xent tə⁄zivərən (L312p Neerpelt),
zieveren
zivərən (L312p Neerpelt)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
28779 |
mousseline |
mousseline:
musǝlin (L312p Neerpelt)
|
Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
18264 |
mouw |
mouw:
2 mouwen (L312p Neerpelt),
mouw (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
mouw, mouwke (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
mǫw (L312p Neerpelt),
twieë mouwen (L312p Neerpelt)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manchet (L312p Neerpelt),
mouwboord:
mouwboord (L312p Neerpelt)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
maweschollek (L312p Neerpelt)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
mug (L312p Neerpelt)
|
mug [Willems (1885)]
III-4-2
|