e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pater pater (lat.): patər (Neerpelt), pâtter (Neerpelt) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
patriarch patriarch: patriark (Neerpelt) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: patries (Neerpelt) patrijs [Willems (1885)] III-4-1
patroon, dessin dessin: dɛsǝn (Neerpelt), motief: motief (Neerpelt), patroon: patroon (Neerpelt), tekening: tekening (Neerpelt) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): petroewen (Neerpelt), 1) -(heilige)  ənə pətruən (Neerpelt), 1) petroeënhèllige (m)  ne petroeën (Neerpelt), in alle drie de betekenissen mannelijk  ənə pətruən (Neerpelt), m  ənə pətruən (Neerpelt), m: heilige en baas  ne patroewen (Neerpelt), niet in betekenis van baas; beiden m  patroên (Neerpelt) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: de paus (Neerpelt), de pauws (Neerpelt), də pous (Neerpelt), də pows (Neerpelt), paus van roeëmen (Neerpelt) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Neerpelt) I-7
peer, soorten peer: pair (Neerpelt), peir (Neerpelt, ... ) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
peetoom peteren: peeteren (Neerpelt, ... ), petərə (Neerpelt), petərən (Neerpelt) de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante peet: pēͅt (Neerpelt), pèèt (Neerpelt, ... ), petie: pɛ:ti (Neerpelt) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2