18926 |
prutsen |
frullen:
cf. Schuermans s.v. "frullen
frullen (L312p Neerpelt),
frutselen:
frusselen (L312p Neerpelt),
frutselen (L312p Neerpelt),
knutselen:
knutselen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt),
op een stuntelige manier verrichten:
iets op een stuntelige manier verrichten (L312p Neerpelt),
prullen:
prullen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
prutselen:
prutselen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
prutsen:
prutsen (L312p Neerpelt),
prŭtsen (L312p Neerpelt),
prø͂tsən (L312p Neerpelt),
prütsen (L312p Neerpelt),
pruttelen:
pruttele (L312p Neerpelt),
vodden:
vodden (L312p Neerpelt)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraakpruttelen [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
geknoei:
wat e geknoei (L312p Neerpelt),
smerig werk:
wa smerig werk (L312p Neerpelt)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20311 |
puber |
jong maagdje:
jonk mɛchtsjə (L312p Neerpelt),
jong mannetje:
jonk mɛnnəkə (L312p Neerpelt)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
20651 |
pudding |
podding:
Syst. Frings
poͅdeŋ (L312p Neerpelt)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pompstiǝn (L312p Neerpelt),
pumstiǝn (L312p Neerpelt),
pø̜jmstiǝn (L312p Neerpelt)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18110 |
puistjes |
brobbeltjes:
broͅbəlkəs (L312p Neerpelt),
bultjes:
bøltjəs (L312p Neerpelt),
puistjes:
[sic]
putskəs (L312p Neerpelt),
zweertjes:
zwerkəs (L312p Neerpelt)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
schipperstricot (<fr.):
schipperstrieko (L312p Neerpelt)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (L312p Neerpelt)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
23279 |
purper |
mauve (fr.):
maof (L312p Neerpelt),
moof (L312p Neerpelt),
paars:
paars (L312p Neerpelt),
purper:
purper (L312p Neerpelt)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøteͅmər (L312p Neerpelt)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|