e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roerdomp roerdomp: roerdomp (Neerpelt) roerdomp III-4-1
roeren roeren: ruren (Neerpelt, ... ), rurən (Neerpelt), ry(3)̄rə (Neerpelt), ryrən (Neerpelt) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roerzeef zij: zeͅi̯ (Neerpelt) zift voor soep of groenten (fr. passoire) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
roest roest: rust (Neerpelt) roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
roestvlek roestplek: rustplɛk (Neerpelt) roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Neerpelt), rog(ge): rǫgǝ (Neerpelt) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood pompernikkel: Syst. Frings Duits brood: koren is in korrels daarin gedaan  pompernikkel (Neerpelt), roggebrood: rogge brūäot (Neerpelt), zwart brood: zwart brood (Neerpelt), zwart brūd (Neerpelt) Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
roggemeelpap roggemeelpap: Syst. Frings  roͅgəmɛ̄lpap (Neerpelt) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk overgooier: aovergoejer (Neerpelt), overrok: aoverrok (Neerpelt) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen rok: rok (Neerpelt, ... ), roͅk (Neerpelt) Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3