e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sinterklaas sinterklaas: sinterkloas (Neerpelt) 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] III-3-2
sjacheraar sjachelaar: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄šaxəlēͅr (Neerpelt) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjarlot: šərloͅ.tə (Neerpelt) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅi (Neerpelt) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: hoͅwən (Neerpelt), slaan: bunt ɛn blaouw gəslāgə (Neerpelt), peirs en blauw geslagen (Neerpelt), pēͅrs eͅn bloͅw gəslagən (Neerpelt), pèrs en blau geslagen (Neerpelt), pɛirs ən blouw gəslagən (Neerpelt), pɛirs ɛn bloəw gəslagən (Neerpelt), sloͅən (Neerpelt) bont en blauw geslagen [RND] || slaan [ZND B2 (1940sq)] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slaap slaap: sloͅp (Neerpelt) slaap [N 10b (1961)] III-1-1
slaapmuts slaapmuts: slaopmuts (Neerpelt) slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slaapplaats van de knecht bij het vee kamertje: kɛ̄mǝrkǝ (Neerpelt) De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.] I-6
slabbetje, spuugdoekje bavet: bavet (Neerpelt), zeverlapje: zieverlepke (Neerpelt) slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2
slachtbijl bijl: bil (Neerpelt), kapbijl: kabil (Neerpelt), kapmes: kapmɛs (Neerpelt) Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.] II-1