e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijmblaas draagsel: drē̜xsǝl (Neerpelt), slijm: slīm (Neerpelt) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek slijm: slīm (Neerpelt) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slijpstaal wetstaal: wɛtstǫǝl (Neerpelt) Een ¬± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slijpsteen slijpsteen: slipstiǝn (Neerpelt), wetsteen: wɛtsti-jǝn (Neerpelt), wɛtstiǝn (Neerpelt) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slijpzand, zavel zavel: zē.vǝl (Neerpelt) Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.] I-3
slijtsel pluisje: plyskǝ (Neerpelt) Datgene wat van de stof of het kledingstuk afslijt. [N 62, 46] II-7
slim hel: heͅl (Neerpelt) vinnig (vlug van begrip) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
slip slip: slup (Neerpelt), slöpen (Neerpelt), slipje: slupke (Neerpelt) hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over gilet (fr.): gielet (Neerpelt) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas zwaluwstaart: zwaoluwstart (Neerpelt) jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3