34163 |
slijmblaas |
draagsel:
drē̜xsǝl (L312p Neerpelt),
slijm:
slīm (L312p Neerpelt)
|
Gelei-achtige afscheiding uit de schede vóór het kalven. [N 3A, 37]
I-11
|
34178 |
slijmkoek |
slijm:
slīm (L312p Neerpelt)
|
Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56]
I-11
|
25352 |
slijpstaal |
wetstaal:
wɛtstǫǝl (L312p Neerpelt)
|
Een ± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.]
II-1
|
25353 |
slijpsteen |
slijpsteen:
slipstiǝn (L312p Neerpelt),
wetsteen:
wɛtsti-jǝn (L312p Neerpelt),
wɛtstiǝn (L312p Neerpelt)
|
Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.]
II-1
|
32897 |
slijpzand, zavel |
zavel:
zē.vǝl (L312p Neerpelt)
|
Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.]
I-3
|
29116 |
slijtsel |
pluisje:
plyskǝ (L312p Neerpelt)
|
Datgene wat van de stof of het kledingstuk afslijt. [N 62, 46]
II-7
|
19282 |
slim |
hel:
heͅl (L312p Neerpelt)
|
vinnig (vlug van begrip) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
18228 |
slip |
slip:
slup (L312p Neerpelt),
slöpen (L312p Neerpelt),
slipje:
slupke (L312p Neerpelt)
|
hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18694 |
slip-over |
gilet (fr.):
gielet (L312p Neerpelt)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
zwaluwstaart:
zwaoluwstart (L312p Neerpelt)
|
jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)]
III-1-3
|