e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toilet huisje: hyskə (Neerpelt) wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1
tomaat tomaat: təmat (Neerpelt), təmatən (Neerpelt) [ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
tong tong: toͅŋ (Neerpelt), z`n toong is nie zuver (Neerpelt), zijn tong is wit oangeloajen (Neerpelt) tong [N 10b (1961)] || Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: haan (Neerpelt) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kerrikklok (Neerpelt) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
torenvalk torenvalkje: torenvalk(ske) (Neerpelt), valk: valk (Neerpelt) torenvalk || valk [Willems (1885)] III-4-1
tornen losdoen: lōsduwn (Neerpelt), lostornen: lostornen (Neerpelt) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif tortelduif: torteldoef (Neerpelt) tortelduif III-4-1
touwtjespringen koordjespringen: /  koortje springen (Neerpelt) / [SND (2006)] III-3-2
tranende ogen lopende ogen: luəpəndə uəgə (Neerpelt) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1